'Leerachterstanden? Jammer dat de inspectie daar nu op focust'
Leerachterstanden? Kom álsjeblieft niet aan met die term bij bestuurder Ellen de Neef. Door juist daar nu op te focussen, zeker ook door de Onderwijsinspectie, missen we de clou, meent zij. “Echt jammer, want dit is hét moment voor een grote cultuurverandering en om het oude denken los te laten.” Op verus.nl verscheen onlangs een interview hierover met Ellen de Neef.
“Achterstanden ten opzichte van wie, van wat? Kinderen ontwikkelen áltijd, niet per se volgens ‘het systeem’, maar ze ontwikkelen wel. En de een wat sneller dan de ander. Nou en?” Ellen de Neef, bestuurder van Stichting Katholiek Onderwijs Hulst móet het even kwijt. “Ja, het stoort me echt. Ik vind het zó negatief om op die manier te praten. Het zou veel fijner zijn als we zouden zeggen: we gaan onderzoeken waar kinderen staan in hun ontwikkeling, wat ze geleerd hebben en ervaren. Dat doet veel meer recht aan het kind en eigenlijk ook de ouder en leerkracht.”
En ja, zegt De Neef, natúúrlijk: “als blijkt dat een kind er minder goed voor staat op een bepaald vlak en daar ook last van krijgt in de verdere ontwikkeling, moet er uiteraard iets gebeuren. Maar alleen dán, en niet omdat het kind niet voldoet aan de systeemeisen, zoals nu vaak het geval is. Dat is omgekeerd gedacht, en juist daar moeten we vanaf.”
Onderwijsinspectie
Waar het dan wel om gaat? Dat het kínd centraal staat, zegt ze, in plaats van het systeem. “Onderwijs moet in de eerste plaats gaan over: wordt een kind hier beter van, pást het bij het kind, in wat het aan kan. Wordt het er gelukkig van? Ik vind het dan ook te simpel om nog langer te zeggen dat we kinderen in het basisonderwijs opleiden voor een vervolgopleiding, en dan het liefst universitair of hbo. Want dat is wel hoe we nu denken en doen. Maar daarmee ben je vooral gericht op presteren in de maatschappij. En moet je eens kijken wat daarvan komt. Hoeveel mensen krijgen een burnout tegenwoordig? Vooral ook onder jongeren? Het is veel belangrijker dat we kinderen leren dat ze er mogen zíjn, los van hun prestaties. En dat ze hun hart moeten volgen en mogen doen wat van nature bij hen past.”
Als we de ontwikkeling van het kind als uitgangspunt nemen om de crisistijd te evalueren, komen er dan ook belangrijkere zaken bovendrijven dan de achterstanden waaraan nu prioriteit gegeven wordt, meent De Neef. “Het afstandsonderwijs heeft mooie dingen gebracht. Zo hebben we aangetoond dat leerkrachten snel kunnen schakelen. En dat de didactiek op een andere manier overgebracht kan worden dan we altijd deden.” Maar wat óók duidelijk werd volgens haar is dat juist kinderen die het thuis moeilijk hebben, buiten de boot vielen of dreigden te vallen, door deze manier van lesgeven. “De lockdown heeft eens te meer aangetoond hoe belangrijk de school is als leeromgeving: een veilige plek waar kinderen zich kunnen ontwikkelen. Ook de sociale context van medeleerlingen en leerkrachten speelt daarbij een grote rol, omdat ze ook daar weer van leren.”
Cultuurverandering
De bestuurder meent dat juist nu de weg openligt om het onderwijs kindgerichter in te richten. Ze is dan ook teleurgesteld dat bijvoorbeeld de Onderwijsinspectie terugvalt in het oude denken, door zo in te zoomen op de leerachterstanden. “We zitten volgens mij in een periode waarin het onderwijs rigoureus op de schop moet. Daar is een complete cultuurverandering voor nodig. Het is al ingewikkeld genoeg voor een school om die switch te maken. Hulp van de overheid is dan hard nodig, en juist ook van een autoriteit als de Inspectie. Zij heeft immers juist veel invloed op scholen, en kan de weg vrij maken. Tijdens de lockdown was de inspectie eerst enthousiast en stimulerend in hoe scholen het aanpakten. Dat vond ik heel fijn. Het is jammer dat ze daar nu weer van afgestapt zijn.”
De bestuurder van drie scholen in Zeeland wil zelf sinds de lockdown in elk geval versnellen. “Afgelopen periode heeft mij alleen maar bevestigd dat het anders kan én moet.” Ze hield afgelopen jaar binnen haar organisatie alle regelgeving, maar ook de visie en missie, compleet tegen het licht. Ook sprak ze organisatiebreed met alle medewerkers en schoolleiders en spiegelde hun kijk op het onderwijs. “Bij alles wat we ondernemen, moet centraal staan: schieten de kinderen ermee op als we dit doen of juist laten? Staat het kind centraal? Die manier van denken wil ik graag tussen de oren hebben bij iedereen.”
Pedagogisch werker
Een praktisch voorbeeld? Denk aan de kwantitatieve middentoets, zegt ze. “Waarom doen we die toets? Omdat het een middel bij uitstek is om te zien waar een kind staat in de ontwikkeling.” Maar alleen die toets afnemen is dus niet genoeg volgens De Neef. “Ik verwacht van leerkrachten dat ze steeds de relatie leggen met de kwalitatieve doelen. Want juist die zijn van essentieel belang. Scoort een kind bijvoorbeeld niet goed met taal, omdat het moeite heeft met de concentratie? Dan is de manier waarop we de lesstof brengen misschien niet de juiste voor dat kind. Daar ligt dan werk voor ons, om een manier te vinden die wél aansluit. Dat vraagt dus dat leerkrachten anders leren denken, vanuit het kind. Maar uit de comfortzone moeten we wel komen, vind ik.”
Ze wil graag naar unitonderwijs met een leerkracht plus een pedagogisch werker op de groep. “Op die manier kun je kinderen zowel didactisch als opvoedkundig bieden waar ze recht op hebben: een optimale ontwikkeling en inclusiever onderwijs.”
Tot slot meent ze dat het afstandsonderwijs ook inzichten heeft opgeleverd met betrekking tot het terugbrengen van de lerarentekorten. “We hebben sowieso laten zien dat we op die manier meer kunnen binnen minder tijd. Je zou dus de vijfdaagse lesweek kunnen loslaten in combinatie met afstandsonderwijs op sommige momenten. Dat is: zolang de kinderen maar niet belemmerd worden in hun ontwikkeling!”